Wie mag thuisonderwijs geven?

Thuisonderwijs is een hot topic in veel landen, vooral omdat steeds meer ouders ervoor kiezen om hun kinderen zelf les te geven. Maar wie mag eigenlijk thuisonderwijs geven in Nederland en België? Welke bevoegdheden of vaardigheden heb je nodig om thuisonderwijs te mogen geven?

Nederland

Waarschijnlijk het meest relevant voor de lezers van mijn blog: Nederland!

In Nederland mag je onder bepaalde voorwaarden thuisonderwijs geven, die niets te maken hebben met onderwijsbevoegdheid, opleidingsniveau, taalniveau of andere meetbare kenmerken van de ouders. Ook is er geen controle op de resultaten van de kinderen.

Thuisonderwijs in Nederland om onder drie verschillende subwetten.

  • Thuisonderwijs mag als je kind psychisch of fysiek niet in staat is om naar school te gaan, mits vastgesteld door de gemeente aangewezen onafhankelijke of psycholoog.
  • Daarnaast mag thuisonderwijs als je een reizend bestaan hebt zonder vaste woonplaats, zoals bijvoorbeeld bij kermisexploitanten.
  • Ten slotte mag thuisonderwijs als je een levensovertuiging hebt waarvan op redelijke afstand van je woonadres geen school of instelling is waar je kind geplaatst zou kunnen worden én je kind daarnaast in het jaar voorafgaand niet ingeschreven heeft gestaan op een school of instelling én je op tijd en correct je beroep op vrijstelling indient. Meer over Nederland: Thuisonderwijs in de wet.

Voldoe je aan één van die drie subwetten van de leerplichtwet, dan kun je thuisonderwijs geven. Ook als je zelf de middelbare school zonder diploma verlaten hebt. Ook als je moeite hebt met spellen en rekenen. Of het aan te raden is, laat ik in het midden, maar het mág, mits je je aan de overige eisen van de wet houdt.

België

Voldoe je niet aan de eisen voor Nederland, dan kun je een emigratie naar België overwegen. Dan blijf je in de buurt, blijf je (mogelijk) dezelfde taal gebruiken en blijf je in een vergelijkbare cultuur wonen.

In België is thuisonderwijs (gaan) geven gelukkig gemakkelijker dan in Nederland. Je kunt, voor aanvang van elk schooljaar, besluiten dat je thuisonderwijs gaat geven. Je dient daarvoor een formulier ingevuld te hebben voor de derde dag van het schooljaar. Overstappen van huisonderwijs naar school midden in een schooljaar kan wel, andersom kan het niet, tenzij je naar België emigreert midden in een jaar, dan mag je wel meteen huisonderwijs geven.

Er zijn geen eisen aan de lesgevende ouder. De ouder hoeft geen bepaald onderwijsniveau, taalniveau, IQ, inkomensniveau of wat ook te hebben.

Beïnvloedende ouderfactoren

Er zijn, in Nederland en België, dus eigenlijk geen vaststaande ouderfactoren die een doorslaggevende rol spelen bij de mogelijkheid tot het geven van thuisonderwijs. Wellicht is levensovertuiging of religie er wél één, maar aangezien die óók afhankelijk is van je woonplaats, is dat lastig een vereiste te noemen.

Natuurlijk kun je zelf ook bedenken dat sommige ouders wellicht geschikter zijn om thuisonderwijs te geven dan andere ouders. Maar vaak bestaan die ideeën, naar mijn mening, voor een groot deel uit vooroordelen. Je hebt goed onderzoek nodig om conclusies te kunnen trekken over de invloed van de ouders op het thuisonderwijs.

In Nederland wordt helaas nauwelijks onderzoek gedaan naar thuisonderwijs, omdat het zo’n kleine groep leerlingen betreft en omdat de overheid graag van thuisonderwijs af lijkt te willen.

In de Verenigde Staten wordt dat onderzoek wél gedaan, daar circa 3-4% van de kinderen daar thuisonderwijs krijgt.

Brian Ray is wetenschapper, die al jaren onderzoek naar thuisonderwijs in de Verenigde Staten doet en hij gebruikt daar ook flink grote sample sizes voor. De situatie daar is natuurlijk zeker niet een-op-een te vergelijken met de situatie hier in Nederland. Uit zijn onderzoeken komt wel steevast naar voren dat thuisonderwijskinderen het, gemiddeld, beter doen dan schoolonderwijskinderen het gemiddeld doen. Je spreekt dan over percentiles: het onderste stuk tot het midden is de 50th percentile: thuisonderwijskinderen scoren in zijn onderzoeken tussen de 60e en 80e percentile gemiddeld. Beter dus dan het gemiddelde op school.

Enkele interessante bevindingen over ouderfactoren in het onderzoek van Brian Ray (dat je hier kunt downloaden).

  • Een hoger (of eigenlijk, theoretischer of ‘langer’ onderwijs, ik hou niet zo van ‘hoger-lager’ opgeleid) opleidingsniveau van ouders heeft op elk leeftijdsniveau een positief effect op de uitkomsten van de thuisonderwezen kinderen, net zoals dat het op schoolonderwezen kinderen het geval is. Dit verklaarde in het onderzoek van Ray echter maar 2,5% van de verschillen in uitkomsten van de thuisonderwijskinderen.
  • Er werd een significant verschil gevonden, dat minder dan 0,1% van de verschillen verklaarde (!!), tussen gezinnen waarin minstens één ouder gecertificeerd docent was, en gezinnen waar dat niet zo was. De kinderen uit gezinnen waar één van de ouders gecertificeerd docent was, presteerden slechter. (Maar dus zeer zeer zeer minimaal hè, niet muggenziften nu 🙂 )
  • Hoger inkomen had ook een meetbaar, significant, positief effect op de resultaten van de kinderen, maar wederom erg minimaal: het verklaarde maar 0,5% van de variantie in de resultaten.
  • Niet helemaal een ouderfactor, maar wel reuze interessant: de mate van controle door de staat waarin het kind woont, heeft geen meetbaar positief of negatief effect op de resultaten die het kind heeft.

Plaats een reactie